Hoe leert een kind een taal?

We weten er veel over, als professionals. Allemaal onderzoeken en didactische principes; ze zitten in ons hoofd. En we proberen het allemaal toe te passen. Selecteren, voorbewerken, semantiseren, consolideren en controleren. Maar hoe beleeft een kind het leren van een (nieuwe) taal eigenlijk?

Even een testje. Stel je voor: je bent 5 jaar gaat met je vader en moeder in Afrika wonen. De meester op school is lief en zingt alle liedjes heel duidelijk voor. Je krijgt er ook nog een woordbeeld bij, precies op het ritme van die prachtige Afrikaanse muziek. Probeer maar eens mee te zingen met dit filmpje.

Je bent nog jong, dus je leert het snel. De melodie en het ritme zijn anders, maar wel te volgen. Na een week zing je het liedje al lekker mee. Maar weet je nu ook WAT je zingt? Om eerlijk te zijn: ik ben bijna 40 en begrijp nog steeds niet wat ik zing in het eerste liedje van het bovengenoemde filmpje. Omdat het nog losse klanken en woorden zijn en mij de betekenis volledig ontgaat. Ik heb het liedje dus geautomatiseerd en ken het van buiten. Maar nog niet van binnenuit.

Mijn meester op school die weet dat natuurlijk. Hij geeft me gelukkig een aantal concrete materialen die in het liedje voorkomen en hij leert me hoe die spulletjes allemaal heten. Hij leert me ook wat andere woorden in het liedje betekenen, zoals ‘Santo mayo koukou’. Als ik het eenmaal van binnenuit begrijp, moet ik erom lachen. Het is een grappig liedje.

In het weekend ben ik thuis bij papa en mama en zing ik het liedje. Het is zo grappig en ik leg natuurlijk alles uit aan papa en mama wat ik van mijn meester leerde. Papa en mama lachen met me mee, we beginnen al te wennen aan Afrika.

In de week erna dansen we met de meester tijdens het zingen van het liedje. We mogen allemaal bewegingen verzinnen voor de dieren waar we over zingen. Dat is leuk! Mijn nieuwe vriendje kan een hele lange nek maken als we over de giraffe dansen. En de oudste meiden kunnen al heel sierlijk wiegen met hun denkbeeldige kindje in de draagzak. Ik voel het ritme van de trommels in mijn lichaam en de meester leert ons ook nog het ritme tellen, we mogen ook hardop mee tellen tot 8. En ook weer terug tellen, maar dat lukt me nog niet helemaal.

Als ik met mijn moeder mee naar huis loop, verstop ik me steeds even in de struiken, Dan roept ze mijn naam en dan spring ik tevoorschijn en roep heel hard: KOUKOU! We moeten erg lachen. Mijn moeder is wel heel nieuwsgierig geworden naar wat ik allemaal leer op mijn nieuwe school. Gelukkig zit er in mijn tas een uitnodiging van de juf. Mijn vader EN moeder mogen met de andere ouders op school komen kijken! Nog 4 nachtjes slapen…

Eindelijk is het zo ver. Alle vaders en moeders komen de klas binnen. We mogen ze onze favoriete spelletjes laten zien en ook onze mooiste tekeningen en knutselwerken. Afrikaanse vaders en moeders praten wel wat harder dan in Nederland. En als ze lachen is het net alsof er een waterval van geluiden door de klas heen stroomt. Je lacht vanzelf met ze mee eigenlijk. We gaan vlug naar buiten, dan kunnen we onze dans voordoen.

Alle vaders en moeders staan in een rij, sommigen hebben een telefoon en daarmee nemen ze foto’s en filmpjes tijdens onze dans. Het gaat supergoed! Ik heb het verhaal van het liedje in mijn hoofd en mijn lijf weet precies welke bewegingen er achter elkaar horen. En mijn mond zingt gewoon het hele liedje mee, terwijl ik de bewegingen erbij doe die bij het dier of het voorwerp horen. De meiden doen hun wiegende stukje en we sluiten af met het tellen.

De vaders en moeders willen al hard gaan klappen aan de kant, maar de meester is nog niet klaar. Hij heeft een verrassing voor ons! Alle kinderen mogen hun vader en moeder gaan halen en een plekje zoeken op de dansvloer. Dan dansen we het hele lied nog een keer samen door. Eigenlijk is het een beetje gek, want mijn vader en moeder dansen en zingen wel mee, maar ze weten eigenlijk helemaal niet waar het over gaat. Als we weer thuis zijn leg ik het ze allemaal wel uit. Dan leen ik gewoon even de spulletjes van de meester.

Uitgangspunt 

Vanuit de belevingswereld van een jong kind dat een andere taal aan het leren is, mocht ik zelf ook ervaren hoe dat eigenlijk bij hen werkt. Twee jaar lang stond ik dagelijks heel dichtbij de 150 peuters en kleuters op de school waar ik toen nog in dienst was. Met maar liefst veertig verschillende nationaliteiten was het bijzonder om hun speelse leerproces mee te mogen maken. Het meest bijzondere was dat al deze kinderen met behulp van concrete materialen, prachtig geïllustreerde kinderboeken, muziek, dans en bewegingen ontzettend veel plezier hadden in het leren van de Nederlandse taal. En de resultaten van de toetsen die we toen nog deden, stegen enorm. Meer dan de gemiddelde 7 punten.

Het verhaal dat je hierboven leest, is precies hoe dat leerproces in zijn werk gaat. Als we het natuurlijke leerproces, de verwondering, de creativiteit en de verbeelding als uitgangspunt nemen komen we veel verder. En laten we kinderen kind zijn. Daarna kun je de didactische principes toe gaan passen. Omdat kinderen het dan al van binnenuit begrijpen.


Waardevol

Omdat het zo bijzonder en waardevol is om dit soort processen aan te kunnen bieden op peuter- en kleuterscholen, ben ik in 2010 begonnen met ondernemen. De strategieën en didactieken die ik hanteerde in mijn danslessen, goot ik in een model en schreef er een onderlegger bij met instructies. Inmiddels zijn er al 75 docenten die Taal- en Rekendanslessen aanbieden in Nederland. Al meer dan 100.000 kinderen kwamen in aanraking met leren door dans. Tienduizenden professionals die met peuters en kleuters werken zijn geïnspireerd op studiedagen, congressen, seminars, trainingen, online in het wekelijkse inspiratiekwartier en natuurlijk in de cursus Bewegend Leren Loont.


Meer beweging op school: gym EN dans.

Michiel van Nispen heeft een initiatiefwet ontwikkeld om meer bewegingsonderwijs op de basisschool mogelijk te maken. De SP in de Tweede Kamer wil dat kinderen op de basisschool drie uur gymles per week krijgen van een sportleraar. Volgens de partij levert dat meer op dan het kost. De 275 miljoen euro die nodig is om het plan uit te voeren, zouden worden terugverdiend doordat op termijn de zorgkosten lager uitvallen en doordat mensen minder vaak zullen verzuimen van hun werk.

Wat willen de scholen zelf eigenlijk?

Scholen willen dolgraag (meer) gym- en bewegingslessen aanbieden. Het Mulier instituut onderzocht het in 2017 al, in opdracht van de PO raad. Om alle kinderen op de basisschool gymles te kunnen geven, zijn er nog 2200 gymzalen nodig en 5800 vakdocenten. Een mooi idee, maar hoe kunnen we dit waar maken?

Wat vinden andere beweegdeskundigen?

Beweegprofessor Erik Scherder spreekt sinds jaar en dag over het belang van bewegen, muziek en denksport op school. Maar hoe staat hij eigenlijk tegenover het vak dans op school? “Dans is de top van de verrijking omdat dit bewegen, muziek en denksport combineert. Het optimum zou zijn om dans te integreren in het onderwijs. Dit komt de ontwikkeling van kinderen zeer ten goede.” Al meer dan 2000 orthopedagogen, leraren, topsporters, danswetenschappers, therapeuten, directeuren, intern begeleiders, zorg- en dansprofessionals schaarden zich al achter dit idee.

Een kans voor DANS.

Vanuit de Nederlandse dans sector, hebben wij ons standpunt inmiddels openbaar gemaakt. Meer bewegen op school is belangrijk. Het ontzorgt en inspireert de leerkracht en de kinderen ontwikkelen zich beter dan dat ze gedurende de schooldag veel moeten zitten. (voor onderzoeksmateriaal, klik hier). Van Nispen wil gymlessen wil inzetten om kinderen gezonder en motorisch vaardiger te maken, maar er zijn gymleerkrachten en gymzalen te kort. Wij zien een kans voor danseducatie in het bewegingsonderwijs in Nederland:

  • Danslessen kunnen in de speelzaal of in de hal gegeven worden, of zelfs in de klas. Er is geen gymzaal voor nodig. Dansscholen in de buurt van een school kunnen desgewenst hun deuren openen voor leerlingen om de lessen daar plaats te laten vinden.
  • Een dansdocent brengt eigen muziek en materialen mee. Dit kost de school niets extra.
  • Een dansles wordt thematisch opgebouwd, vanuit muziek, beweging en creativiteit. Dit kan naadloos aansluiten op wat er in de klas behandeld wordt tijdens geschiedenis, aardrijkskunde, taal, rekenen, schrijven, burgerschap, communicatie, ICT enzovoorts. Zo wordt het bewegen niet iets extra’s omdat het direct linkt met de (zaak)vakken en de SLO doelen.
  • Bewegingsintegratie zorgt ervoor dat cognitieve doelen beter behaald worden. Uit onderzoek blijkt dat kinderen beter scoren op bepaalde cognitieve testen wanneer de lesinhoud bewegend wordt aangeboden. Bovendien blijkt dat kinderen meer aandacht hebben en meer betrokken zijn bij de taak wanneer er bewegingsintegratie wordt toegepast.
  • Doordat kinderen op school beweging en leren combineren (bewegend leren) zijn kinderen fysiek actiever.  Dit wordt geassocieerd met een betere motorische ontwikkeling en verminderde cardiovasculaire risicofactoren.  Er zijn indicaties dat bewegend leren een rol kan spelen in de preventie van overgewicht en zwaarlijvigheid en in de ontwikkeling van cognitie.

Ons voorstel.

Om basisschoolkinderen snel meer bewegingslessen aan te kunnen bieden op school, verzoeken wij Van Nispen en de tweede kamer om naast de gymdocent ook de dansdocent als beweegprofessional in te zetten op de basisschool. Wij zijn bereikbaar om hierover in gesprek te gaan met kamerleden en politici, om met videobeelden te illustreren hoe dans op school kan werken.

 

Teken de petitie; klik hier