8 Tips voor een bewegende leeromgeving

Voor de vijfde keer zwier ik met mijn rolkoffer-a-la-Mary-Poppins de Jaarbeurs binnen. Wat een feest! Het vijfde jaarcongres Leve het Jonge Kind! En wat een mooi initiatief om een landelijk congres te organiseren voor professionals die met jonge kinderen werken. Jaarlijks wordt er een mooie combinatie gemaakt van onderzoek, nieuwe inzichten, educatieve ondernemingen en de dagelijkse praktijk op de werkvloer. Om dit lustrumcongres te vieren, sla ik een brug tussen bewegend leren in de praktijk en onderzoeken die dit ondersteunen. Dit jaar dansen we in het Beatrixtheater met 800 bezoekers de feestdans, met ballonnen. Leuk om te doen, gaaf om te zien. En meteen toepasbaar op de groep en in de klas.

Wat leren kinderen van (deze) dans?

Onderzoek toont aan dat wij EN ook ons brein het heerlijk vinden om te dansen. Zelfs als we twee linker voeten hebben, krijgen we er meestal een fijn gevoel bij. Je bent volledig in het moment en op het ritme van de muziek beweeg je je lichaam en meestal doe je dat samen met anderen;

  • Dans is leuk
  • Dans is verbonden met blijheid
  • Dans is meditatief
  • Dans is gezond
  • Dans werkt therapeutisch

Het artikel ‘Why does your brain love it when you dance?’ brengt deze punten naar voren die in diverse onderzoeken zijn aangetoond. Lees het volledige artikel hier

In de ballonnendans zitten de volgende doelen verwerkt

  1. Ritme
  2. Tellen
  3. Kleurherkenning
  4. Lichaamsdelen
  5. Houding
  6. Beweging
  7. Ruimte
  8. Tijd
  9. Kracht
  10. Samenwerking
  11. Plezier
  12. Passieve woordenschatontwikkeling (als de begrippen opgenoemd worden en door de kinderen gedaan)
  13. Actieve woordenschatontwikkeling en mondelinge taalvaardigheid (als de begrippen door de kinderen gedaan EN uitgesproken worden)
  14. Luistervaardigheid
  15. Activatie van lijf en brein
  16. Laat je brein niet zitten

In zijn boek ‘Laat je brein niet zitten’ haalt Dr Erik Scherder een onderzoek van Gerd Kempermann aan, een autoriteit op het gebied van de fysiologische mechanismen die ten grondslag liggen aan bewegen en de verrijkte leeromgeving.

Kempermann schreef in samenwerking met anderen een interessant artikel over de vraag of bewegen en verrijkte omgeving nu wel of niet verschillend dan wel aanvullend zijn. Kempermann en co stellen dat verrijkte leeromgeving wordt gekenmerkt door complexe cognitieve processen, bijvoorbeeld het steeds oplossen van nieuwe problemen die zich voordoen. Zij stellen dan ook dat lichamelijke activiteit/bewegen een signaal naar de hersenen is om aan te geven dat er waarschijnlijk een beroep gedaan gaat worden op de cognitieve vaardigheden, dat er processen op gang zullen moeten komen. Door te gaan bewegen verandert de omgeving, waarop cognitieve functies zullen moeten gaan anticiperen. De onderzoekers komen tot de conclusie dat bewegen een rol speelt bij het produceren van een soort ‘voorlopers’ van nieuwe zenuwcellen en dat verrijkte omgeving verder bijdraagt aan de vorming en handhaving daarvan. Bewegen en verrijkte omgeving vullen elkaar dus aan. Nog anders gezegd, volgens deze auteur: bewegen vormt de basis van de cognitie.

Genoeg redenen om stap voor stap jouw leeromgeving in beweging te brengen, toch?

8 Tips voor een bewegende leeromgeving

Leren door spelen, bewegen en dansen wint gelukkig steeds meer terrein. Veel leerkrachten en pedagogisch medewerkers (in opleiding) worden er ook door geïnspireerd om meer met de kinderen te gaan bewegen. Hoe fijn is het dan om toegang te hebben tot een online netwerk met vakdocenten die gespecialiseerd zijn in dans, beweging en spel? Waar ook directeuren, beleidsmakers en onderzoekers actief zijn? Dat is dan ook meteen de eerste tip:

1 Breid je netwerk uit.

Meld jezelf (en collega’s) aan bij de besloten Facebook groep ‘Bewegend Leren voor Het Jonge Kind’ Er wordt gezorgd voor onderzoeken die bewijs aanleveren, voor praktische oefeningen om te doen, voor vraag en antwoord mogelijkheden en natuurlijk is het mogelijk om regionaal met elkaar in contact te komen om inspirerende samenwerkingen op te starten tussen (voor)scholen en bewegende vakdocenten.

2 Begin met een stoelloze week

In de VS worden steeds meer klassen ingericht rondom een groot rond kleed in plaats van de stoelen in de kring. Kinderen zijn zo dichterbij de grond en dat geeft (na de wenperiode) veel rust en saamhorigheid. Een tip van een bezoeker van de workshop: Bij Carpetland kun je soms restanten tapijt gratis ophalen van 1M2

3 Speel langer buiten

Er wordt steeds meer beknibbeld op het buitenspelen omdat er zo veel geleerd lijkt te moeten worden. Zonde! Neem binnen mee naar buiten en bombardeer het schoolplein tot bewegende leeromgeving. Lekker 20 minuten vrij spel en dan nog 20 minuten bezig zijn met bijvoorbeeld getallenkennis, woordenschatspellen of andere dingen die eigenlijk voor binnen op het programma staan. Zo creëer je beredeneerd aanbod op een andere locatie dan de klas en kun je het ook verantwoorden bij de directie en bij de inspectie.

4 Denk groter

Om jouw leeromgeving tot een bewegende leeromgeving te maken, is het nodig om groter te gaan denken. In beweging wordt alles uitvergroot en de kinderen hebben meer ruimte nodig om voluit te kunnen bewegen. Een grote hal, speellokaal of plein/tuin zijn geschikte ruimtes om de leeromgeving in te gaan uitvergroten.

5 Zorg voor verschillende bewegingen

In deze nieuwe omgeving kunnen kinderen bewegend in aanraking komen met de leerstof. Zorg dus voor voldoende variatie in bewegingen die je op een spiekbiefje kunt meenemen in je zak. Rennen, springen en hinkelen zullen veel mensen al wel doen. Maar welke bewegingen kun je nog meer verzamelen? Draaien, rollen, kruipen, kikkeren (googelen maar!)

6 Neem concrete materialen mee

Om de kinderen zich tussen de magnetron, de kinderstoel, het strijkijzer en het bed te laten verplaatsen, is het handig om de materialen mee te nemen naar buiten of naar de speelzaal. Door die concrete materialen in de vier hoeken te plaatsen, koppel je direct de woordenschat oefening van die dag aan de bewegende leeromgeving. Huppelen naar de magnetron, springen naar het strijkijzer, draaien naar de kinderstoel enz. Je zult zien dat kinderen ook weer elkaars pedagoog worden, ze nemen elkaar mee of verbeteren elkaar.

7 Vergroot de woordkaarten

Als je in jouw leeromgeving weleens met woordkaarten werkt, print er dan voor de bewegende leeromgeving eens 5x zo veel uit. Even uitvergroten tot A4 en lamineren. Zo kun je de woordkaarten op de grond verspreiden en bijvoorbeeld de memorydans doen. Dans tussen de platen door, als de muziek stopt dan stop je bij ‘de bus’ bijvoorbeeld.

8 Voeg fantasie toe

Eén van mijn cursisten had zelf een spel gemaakt met sokken en hoepels. De basis was prima: de kinderen met de blauwe sok om de arm deden dingen met de blauwe hoepel en de kinderen met de gele sok om de arm deden dingen met de gele hoepel. In de evaluatie vroeg ze zelf hoe ze het leuker kon maken. Ze heeft het ingrediënt fantasie toegevoegd: ‘Kijk nou eens! Si Sa Sok is vandaag met mij meegekomen naar school. Wat zeg je Si Sa Sok? Oh, je wil graag met ons spelen en je hebt meteen je hele familie meegenomen! Dat is gezellig.’ De kinderen waren meteen betrokken, ze glimlachten en waren in de veronderstelling zelf ook echt met Si Sa Sok te kunnen spelen. Een bijzondere toevoeging in het basisspel dus.

Graag sluit ik af met een citaat: “Peuters en kleuters moeten gevrijwaard blijven van een schoolse benadering die opbrengstgericht is. (Goorhuis en Levering 2006) Niet alleen komt het de ontwikkeling van deze jonge kinderen niet ten goede, ook zou een eenzijdige, cognitieve benadering schadelijk zijn voor de sociaal-emotionele ontwikkeling. (Goorhuis-Brouwer 2014) Speelsheid en beweging zijn van groot belang.”

Heb jij hier iets aan? Met welk punt ga jij in 2017 aan de slag? Waar heb jij behoefte aan? Ik lees het graag in de comments hieronder.

Speelse groet, Lenneke Gentle